E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5892
LJN BZ5892, Rechtbank Den Haag, AWB 12/6039

Inhoudsindicatie:

Weigering afgifte Security Clearance geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb

Aanwijzing voor uitzending geen ongeclausuleerde en ondubbelzinnige toezegging op uitzending. Geen recht op uitzending.

De vraag dient te worden beantwoord of de weigering van de MIVD om een SC af te geven een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. De rechtbank is evenwel met verweerder van oordeel dat de weigering van de SC niet op rechtsgevolg is gericht. Naar verweerder ter zitting heeft toegelicht, en zoals ook uit de bovengenoemde brief van verweerder aan de Tweede Kamer blijkt, is er sinds medio 2011 sprake van een verscherpte controle voorafgaand aan een uitzending. De MIVD beziet of een verklaring van geen bezwaar aanwezig is en of sprake is van justitiële antecedenten. Als bij deze controle blijkt dat de verklaring van geen bezwaar niet in orde is of dat er sprake is van justitiële antecedenten leidt dat tot een nader onderzoek door de MIVD. Op dat moment wordt bericht dat geen SC wordt afgegeven. Het nadere door de MIVD uit te voeren onderzoek kan er uiteindelijk toe leiden dat de procedure tot intrekking van de verklaring van geen bezwaar wordt opgestart. Tegen de intrekking van de verklaring van geen bezwaar staat bezwaar en beroep open. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande het niet afgeven van een SC moet worden aangemerkt als een indicatie dat er mogelijk een probleem is met de verklaring van geen bezwaar, en dat nader onderzoek is vereist, hetgeen als zodanig niet op rechtsgevolg is gericht. Eerst als na afloop van dat nadere onderzoek wordt besloten de verklaring van geen bezwaar in te trekken is sprake van een rechtsgevolg. Dat het ontbreken van een SC feitelijk tot gevolg heeft dat een militair niet kan worden uitgezonden doet hieraan niet af.

De rechtbank stelt voorop dat, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, er geen recht op uitzending bestaat. Een aanwijzing voor uitzending kan, anders dan eiser bepleit, niet worden aangemerkt als een ongeclausuleerde en ondubbelzinnige toezegging dat eiser daadwerkelijk zal worden uitgezonden. Organisatorische en andere belangen (zoals het besluit van de Nederlandse regering om niet of niet langer of met minder personen aan een missie deel te nemen) en feiten van persoonlijke aard zoals (voortijdig) ontslag en ziekte kunnen er toe leiden dat een uitzending geen doorgang vindt of korter duurt dan aanvankelijk is voorzien. Hiermee dient de militair dan ook rekening te houden. Reeds daarom is er geen aanleiding voor een financiële compensatie indien een uitzending geen doorgang vindt, ook niet in de vorm van nadeelcompensatie. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet anders in het onderhavige geval waarin korter dan 10 dagen voor de uitzending besloten is dat de uitzending van eiser geen doorgang vindt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de schade waarvoor eiser compensatie verzoekt niet is veroorzaakt door het feit dat hij twee dagen te laat heeft vernomen dat zijn uitzending niet doorgaat, maar dat hij compensatie vraagt voor de onkostenvergoedingen en vergoedingen voor hogere werkbelasting die hij zou hebben ontvangen indien hij zou zijn uitgezonden.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie